Vervoeging van blow
Onbepaalde wijs (infinitief): to blow
51 alternatieve vertalingen
- aanblazen
- afblazen
- afdrijven
- afzuigen
- bederven
- beunhazen
- blazen
- doorbranden
- doordraaien
- doorsmeulen
- drijven
- hannesen
- haspelen
- infesteren
- klunzen
- knoeien
- loswaaien
- mispeuteren
- modderen
- schetteren
- spuiten
- stuiven
- stuntelen
- uitbranden
- uitrazen
- uitwaaien
- verbroddelen
- verbrodden
- verbruien
- vergallen
- vergiftigen
- verhaspelen
- verkankelemienen
- verkankeren
- verkloten
- verknallen
- verknoeien
- verknollen
- verkwanselen
- verkwisten
- vermorsen
- verpesten
- verprutsen
- versjteren
- verspillen
- verstieren
- vertroebelen
- verzieken
- waaien
- zeilen
- zweven
Engels
Nederlands
Present
- I blow
- you blow
- he/she/it blows
- we blow
- you blow
- they blow
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kruk
- jij krukt
- hij/zij/het krukt
- wij krukken
- jullie krukken
- zij krukken
Simple past
- I blew
- you blew
- he/she/it blew
- we blew
- you blew
- they blew
Onvoltooid verleden tijd
- ik krukte
- jij krukte
- hij/zij/het krukte
- wij krukten
- jullie krukten
- zij krukten
Present perfect
- I have blown
- you have blown
- he/she/it has blown
- we have blown
- you have blown
- they have blown
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekrukt
- jij hebt gekrukt
- hij/zij/het heeft gekrukt
- wij hebben gekrukt
- jullie hebben gekrukt
- zij hebben gekrukt
Past perfect
- I had blown
- you had blown
- he/she/it had blown
- we had blown
- you had blown
- they had blown
Voltooid verleden tijd
- ik had gekrukt
- jij had gekrukt
- hij/zij/het had gekrukt
- wij hadden gekrukt
- jullie hadden gekrukt
- zij hadden gekrukt
Future
- I will blow
- you will blow
- he/she/it will blow
- we will blow
- you will blow
- they will blow
Toekomende tijd I
- ik zal krukken
- jij zult krukken
- hij/zij/het zal krukken
- wij zullen krukken
- jullie zullen krukken
- zij zullen krukken
Future perfect
- I will have blown
- you will have blown
- he/she/it will have blown
- we will have blown
- you will have blown
- they will have blown
Toekomende tijd II
- ik zal gekrukt hebben
- jij zult gekrukt hebben
- hij/zij/het zal gekrukt hebben
- wij zullen gekrukt hebben
- jullie zullen gekrukt hebben
- zij zullen gekrukt hebben
Conditional present
- I would blow
- you would blow
- he/she/it would blow
- we would blow
- you would blow
- they would blow
Conditionalis I
- ik zou krukken
- jij zou krukken
- hij/zij/het zou krukken
- wij zouden krukken
- jullie zouden krukken
- zij zouden krukken
Conditional perfect
- I would have blown
- you would have blown
- he/she/it would have blown
- we would have blown
- you would have blown
- they would have blown
Conditionalis II
- ik zou hebben gekrukt
- jij zou hebben gekrukt
- hij/zij/het zou hebben gekrukt
- wij zouden hebben gekrukt
- jullie zouden hebben gekrukt
- zij zouden hebben gekrukt
Imperative
- you blow
- you blow
Imperatief
- jij kruk
- jullie krukt