Engels

Nederlands

Present

  • I blow
  • you blow
  • he/she/it blows
  • we blow
  • you blow
  • they blow

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verziek
  • jij verziekt
  • hij/zij/het verziekt
  • wij verzieken
  • jullie verzieken
  • zij verzieken

Simple past

  • I blew
  • you blew
  • he/she/it blew
  • we blew
  • you blew
  • they blew

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verziekte
  • jij verziekte
  • hij/zij/het verziekte
  • wij verziekten
  • jullie verziekten
  • zij verziekten

Present perfect

  • I have blown
  • you have blown
  • he/she/it has blown
  • we have blown
  • you have blown
  • they have blown

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben verziekt
  • jij bent verziekt
  • hij/zij/het is verziekt
  • wij zijn verziekt
  • jullie zijn verziekt
  • zij zijn verziekt

Past perfect

  • I had blown
  • you had blown
  • he/she/it had blown
  • we had blown
  • you had blown
  • they had blown

Voltooid verleden tijd

  • ik was verziekt
  • jij was verziekt
  • hij/zij/het was verziekt
  • wij waren verziekt
  • jullie waren verziekt
  • zij waren verziekt

Future

  • I will blow
  • you will blow
  • he/she/it will blow
  • we will blow
  • you will blow
  • they will blow

Toekomende tijd I

  • ik zal verzieken
  • jij zult verzieken
  • hij/zij/het zal verzieken
  • wij zullen verzieken
  • jullie zullen verzieken
  • zij zullen verzieken

Future perfect

  • I will have blown
  • you will have blown
  • he/she/it will have blown
  • we will have blown
  • you will have blown
  • they will have blown

Toekomende tijd II

  • ik zal verziekt zijn
  • jij zult verziekt zijn
  • hij/zij/het zal verziekt zijn
  • wij zullen verziekt zijn
  • jullie zullen verziekt zijn
  • zij zullen verziekt zijn

Conditional present

  • I would blow
  • you would blow
  • he/she/it would blow
  • we would blow
  • you would blow
  • they would blow

Conditionalis I

  • ik zou verzieken
  • jij zou verzieken
  • hij/zij/het zou verzieken
  • wij zouden verzieken
  • jullie zouden verzieken
  • zij zouden verzieken

Conditional perfect

  • I would have blown
  • you would have blown
  • he/she/it would have blown
  • we would have blown
  • you would have blown
  • they would have blown

Conditionalis II

  • ik zou zijn verziekt
  • jij zou zijn verziekt
  • hij/zij/het zou zijn verziekt
  • wij zouden zijn verziekt
  • jullie zouden zijn verziekt
  • zij zouden zijn verziekt

Imperative

  • you blow
  • you blow

Imperatief

  • jij verziek
  • jullie verziekt

Verwijzingen

Bekijk 32 definitie(s) van blow