Vervoeging van bruinen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bruin
  • jij bruint
  • hij/zij/het bruint
  • wij bruinen
  • jullie bruinen
  • zij bruinen

Indicativo presente

  • yo bronceo
  • bronceas
  • él/ella broncea
  • nosotros bronceamos
  • vosotros bronceáis
  • ellos/ellas broncean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bruinde
  • jij bruinde
  • hij/zij/het bruinde
  • wij bruinden
  • jullie bruinden
  • zij bruinden

Indefinido

  • yo bronceé
  • bronceaste
  • él/ella bronceó
  • nosotros bronceamos
  • vosotros bronceasteis
  • ellos/ellas broncearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gebruind
  • jij hebt gebruind
  • hij/zij/het heeft gebruind
  • wij hebben gebruind
  • jullie hebben gebruind
  • zij hebben gebruind

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he bronceado
  • has bronceado
  • él/ella ha bronceado
  • nosotros hemos bronceado
  • vosotros habéis bronceado
  • ellos/ellas han bronceado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gebruind
  • jij had gebruind
  • hij/zij/het had gebruind
  • wij hadden gebruind
  • jullie hadden gebruind
  • zij hadden gebruind

Pluscuamperfecto

  • yo había bronceado
  • habías bronceado
  • él/ella había bronceado
  • nosotros habíamos bronceado
  • vosotros habíais bronceado
  • ellos/ellas habían bronceado

Toekomende tijd I

  • ik zal bruinen
  • jij zult bruinen
  • hij/zij/het zal bruinen
  • wij zullen bruinen
  • jullie zullen bruinen
  • zij zullen bruinen

Futuro I

  • yo broncearé
  • broncearás
  • él/ella bronceará
  • nosotros broncearemos
  • vosotros broncearéis
  • ellos/ellas broncearán

Toekomende tijd II

  • ik zal gebruind hebben
  • jij zult gebruind hebben
  • hij/zij/het zal gebruind hebben
  • wij zullen gebruind hebben
  • jullie zullen gebruind hebben
  • zij zullen gebruind hebben

Futuro perfecto

  • yo habré bronceado
  • habrás bronceado
  • él/ella habrá bronceado
  • nosotros habremos bronceado
  • vosotros habréis bronceado
  • ellos/ellas habrán bronceado

Conditionalis I

  • ik zou bruinen
  • jij zou bruinen
  • hij/zij/het zou bruinen
  • wij zouden bruinen
  • jullie zouden bruinen
  • zij zouden bruinen

Condicional

  • yo broncearía
  • broncearías
  • él/ella broncearía
  • nosotros broncearíamos
  • vosotros broncearíais
  • ellos/ellas broncearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gebruind
  • jij zou hebben gebruind
  • hij/zij/het zou hebben gebruind
  • wij zouden hebben gebruind
  • jullie zouden hebben gebruind
  • zij zouden hebben gebruind

Condicional perfecto

  • yo habría bronceado
  • habrías bronceado
  • él/ella habría bronceado
  • nosotros habríamos bronceado
  • vosotros habríais bronceado
  • ellos/ellas habrían bronceado

Imperatief

  • jij bruin
  • jullie bruint

Imperativo presente

  • broncea
  • vosotros broncead

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bruinen