Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it develops
  • they develop

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het ontspint
  • zij ontspinnen

Simple past

  • he/she/it developed
  • they developed

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het ontspon
  • zij ontsponnen

Present perfect

  • he/she/it has developed
  • they have developed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft ontsponnen
  • zij hebben ontsponnen

Past perfect

  • he/she/it had developed
  • they had developed

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had ontsponnen
  • zij hadden ontsponnen

Future

  • he/she/it will develop
  • they will develop

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal ontspinnen
  • zij zult ontspinnen

Future perfect

  • he/she/it will have developed
  • they will have developed

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal ontsponnen hebben
  • zij zult ontsponnen hebben

Conditional present

  • he/she/it would develop
  • they would develop

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal ontspinnen
  • zij zullen ontspinnen

Conditional perfect

  • he/she/it would have developed
  • they would have developed

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben ontsponnen
  • zij zullen hebben ontsponnen

Verwijzingen

Bekijk 30 definitie(s) van develop