Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it develops
  • they develop

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het wortelt
  • zij wortelen

Simple past

  • he/she/it developed
  • they developed

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het wortelde
  • zij wortelden

Present perfect

  • he/she/it has developed
  • they have developed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is geworteld
  • zij zijn geworteld

Past perfect

  • he/she/it had developed
  • they had developed

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was geworteld
  • zij waren geworteld

Future

  • he/she/it will develop
  • they will develop

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal wortelen
  • zij zult wortelen

Future perfect

  • he/she/it will have developed
  • they will have developed

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geworteld zijn
  • zij zult geworteld zijn

Conditional present

  • he/she/it would develop
  • they would develop

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal wortelen
  • zij zullen wortelen

Conditional perfect

  • he/she/it would have developed
  • they would have developed

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn geworteld
  • zij zullen zijn geworteld

Verwijzingen

Bekijk 30 definitie(s) van develop