Engels

Nederlands

Present

  • I develop
  • you develop
  • he/she/it develops
  • we develop
  • you develop
  • they develop

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik regenereer
  • jij regenereert
  • hij/zij/het regenereert
  • wij regenereren
  • jullie regenereren
  • zij regenereren

Simple past

  • I developed
  • you developed
  • he/she/it developed
  • we developed
  • you developed
  • they developed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik regenereerde
  • jij regenereerde
  • hij/zij/het regenereerde
  • wij regenereerden
  • jullie regenereerden
  • zij regenereerden

Present perfect

  • I have developed
  • you have developed
  • he/she/it has developed
  • we have developed
  • you have developed
  • they have developed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geregenereerd
  • jij hebt geregenereerd
  • hij/zij/het heeft geregenereerd
  • wij hebben geregenereerd
  • jullie hebben geregenereerd
  • zij hebben geregenereerd

Past perfect

  • I had developed
  • you had developed
  • he/she/it had developed
  • we had developed
  • you had developed
  • they had developed

Voltooid verleden tijd

  • ik had geregenereerd
  • jij had geregenereerd
  • hij/zij/het had geregenereerd
  • wij hadden geregenereerd
  • jullie hadden geregenereerd
  • zij hadden geregenereerd

Future

  • I will develop
  • you will develop
  • he/she/it will develop
  • we will develop
  • you will develop
  • they will develop

Toekomende tijd I

  • ik zal regenereren
  • jij zult regenereren
  • hij/zij/het zal regenereren
  • wij zullen regenereren
  • jullie zullen regenereren
  • zij zullen regenereren

Future perfect

  • I will have developed
  • you will have developed
  • he/she/it will have developed
  • we will have developed
  • you will have developed
  • they will have developed

Toekomende tijd II

  • ik zal geregenereerd hebben
  • jij zult geregenereerd hebben
  • hij/zij/het zal geregenereerd hebben
  • wij zullen geregenereerd hebben
  • jullie zullen geregenereerd hebben
  • zij zullen geregenereerd hebben

Conditional present

  • I would develop
  • you would develop
  • he/she/it would develop
  • we would develop
  • you would develop
  • they would develop

Conditionalis I

  • ik zou regenereren
  • jij zou regenereren
  • hij/zij/het zou regenereren
  • wij zouden regenereren
  • jullie zouden regenereren
  • zij zouden regenereren

Conditional perfect

  • I would have developed
  • you would have developed
  • he/she/it would have developed
  • we would have developed
  • you would have developed
  • they would have developed

Conditionalis II

  • ik zou hebben geregenereerd
  • jij zou hebben geregenereerd
  • hij/zij/het zou hebben geregenereerd
  • wij zouden hebben geregenereerd
  • jullie zouden hebben geregenereerd
  • zij zouden hebben geregenereerd

Imperative

  • you develop
  • you develop

Imperatief

  • jij regenereer
  • jullie regenereert

Verwijzingen

Bekijk 30 definitie(s) van develop