Vervoeging van fail
Onbepaalde wijs (infinitief): to fail
38 alternatieve vertalingen
- achterstellen
- achteruitgaan
- afslaan
- afspringen
- afsterven
- bakken
- buizen
- failleren
- falen
- feilen
- floppen
- instorten
- knallen
- laten
- misgaan
- mislopen
- mislukken
- nalaten
- negligeren
- onderuitgaan
- ontzinken
- scheefgroeien
- scheeflopen
- sjezen
- stralen
- stranden
- stuklopen
- tegenlopen
- tegenzitten
- tekortschieten
- uitfloepen
- uitsterven
- veronachtzamen
- vervallen
- verwaarlozen
- wegsterven
- weigeren
- zakken
Engels
Nederlands
Present
- I fail
- you fail
- he/she/it fails
- we fail
- you fail
- they fail
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verzaak
- jij verzaakt
- hij/zij/het verzaakt
- wij verzaken
- jullie verzaken
- zij verzaken
Simple past
- I failed
- you failed
- he/she/it failed
- we failed
- you failed
- they failed
Onvoltooid verleden tijd
- ik verzaakte
- jij verzaakte
- hij/zij/het verzaakte
- wij verzaakten
- jullie verzaakten
- zij verzaakten
Present perfect
- I have failed
- you have failed
- he/she/it has failed
- we have failed
- you have failed
- they have failed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verzaakt
- jij hebt verzaakt
- hij/zij/het heeft verzaakt
- wij hebben verzaakt
- jullie hebben verzaakt
- zij hebben verzaakt
Past perfect
- I had failed
- you had failed
- he/she/it had failed
- we had failed
- you had failed
- they had failed
Voltooid verleden tijd
- ik had verzaakt
- jij had verzaakt
- hij/zij/het had verzaakt
- wij hadden verzaakt
- jullie hadden verzaakt
- zij hadden verzaakt
Future
- I will fail
- you will fail
- he/she/it will fail
- we will fail
- you will fail
- they will fail
Toekomende tijd I
- ik zal verzaken
- jij zult verzaken
- hij/zij/het zal verzaken
- wij zullen verzaken
- jullie zullen verzaken
- zij zullen verzaken
Future perfect
- I will have failed
- you will have failed
- he/she/it will have failed
- we will have failed
- you will have failed
- they will have failed
Toekomende tijd II
- ik zal verzaakt hebben
- jij zult verzaakt hebben
- hij/zij/het zal verzaakt hebben
- wij zullen verzaakt hebben
- jullie zullen verzaakt hebben
- zij zullen verzaakt hebben
Conditional present
- I would fail
- you would fail
- he/she/it would fail
- we would fail
- you would fail
- they would fail
Conditionalis I
- ik zou verzaken
- jij zou verzaken
- hij/zij/het zou verzaken
- wij zouden verzaken
- jullie zouden verzaken
- zij zouden verzaken
Conditional perfect
- I would have failed
- you would have failed
- he/she/it would have failed
- we would have failed
- you would have failed
- they would have failed
Conditionalis II
- ik zou hebben verzaakt
- jij zou hebben verzaakt
- hij/zij/het zou hebben verzaakt
- wij zouden hebben verzaakt
- jullie zouden hebben verzaakt
- zij zouden hebben verzaakt
Imperative
- you fail
- you fail
Imperatief
- jij verzaak
- jullie verzaakt