Vervoeging van melt
Onbepaalde wijs (infinitief): to melt
Engels
Nederlands
Present
- I melt
- you melt
- he/she/it melts
- we melt
- you melt
- they melt
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik brand door
- jij brandt door
- hij/zij/het brandt door
- wij branden door
- jullie branden door
- zij branden door
Simple past
- I melted
- you melted
- he/she/it melted
- we melted
- you melted
- they melted
Onvoltooid verleden tijd
- ik brandde door
- jij brandde door
- hij/zij/het brandde door
- wij brandden door
- jullie brandden door
- zij brandden door
Present perfect
- I have melted
- you have melted
- he/she/it has melted
- we have melted
- you have melted
- they have melted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb doorgebrand
- jij hebt doorgebrand
- hij/zij/het heeft doorgebrand
- wij hebben doorgebrand
- jullie hebben doorgebrand
- zij hebben doorgebrand
Past perfect
- I had melted
- you had melted
- he/she/it had melted
- we had melted
- you had melted
- they had melted
Voltooid verleden tijd
- ik had doorgebrand
- jij had doorgebrand
- hij/zij/het had doorgebrand
- wij hadden doorgebrand
- jullie hadden doorgebrand
- zij hadden doorgebrand
Future
- I will melt
- you will melt
- he/she/it will melt
- we will melt
- you will melt
- they will melt
Toekomende tijd I
- ik zal doorbranden
- jij zult doorbranden
- hij/zij/het zal doorbranden
- wij zullen doorbranden
- jullie zullen doorbranden
- zij zullen doorbranden
Future perfect
- I will have melted
- you will have melted
- he/she/it will have melted
- we will have melted
- you will have melted
- they will have melted
Toekomende tijd II
- ik zal doorgebrand hebben
- jij zult doorgebrand hebben
- hij/zij/het zal doorgebrand hebben
- wij zullen doorgebrand hebben
- jullie zullen doorgebrand hebben
- zij zullen doorgebrand hebben
Conditional present
- I would melt
- you would melt
- he/she/it would melt
- we would melt
- you would melt
- they would melt
Conditionalis I
- ik zou doorbranden
- jij zou doorbranden
- hij/zij/het zou doorbranden
- wij zouden doorbranden
- jullie zouden doorbranden
- zij zouden doorbranden
Conditional perfect
- I would have melted
- you would have melted
- he/she/it would have melted
- we would have melted
- you would have melted
- they would have melted
Conditionalis II
- ik zou hebben doorgebrand
- jij zou hebben doorgebrand
- hij/zij/het zou hebben doorgebrand
- wij zouden hebben doorgebrand
- jullie zouden hebben doorgebrand
- zij zouden hebben doorgebrand
Imperative
- you melt
- you melt
Imperatief
- jij brand door
- jullie brandt door