Vervoeging van passen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pas
- jij past
- hij/zij/het past
- wij passen
- jullie passen
- zij passen
Present
- I test
- you test
- he/she/it tests
- we test
- you test
- they test
Onvoltooid verleden tijd
- ik paste
- jij paste
- hij/zij/het paste
- wij pasten
- jullie pasten
- zij pasten
Simple past
- I tested
- you tested
- he/she/it tested
- we tested
- you tested
- they tested
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepast
- jij hebt gepast
- hij/zij/het heeft gepast
- wij hebben gepast
- jullie hebben gepast
- zij hebben gepast
Present perfect
- I have tested
- you have tested
- he/she/it has tested
- we have tested
- you have tested
- they have tested
Voltooid verleden tijd
- ik had gepast
- jij had gepast
- hij/zij/het had gepast
- wij hadden gepast
- jullie hadden gepast
- zij hadden gepast
Past perfect
- I had tested
- you had tested
- he/she/it had tested
- we had tested
- you had tested
- they had tested
Toekomende tijd I
- ik zal passen
- jij zult passen
- hij/zij/het zal passen
- wij zullen passen
- jullie zullen passen
- zij zullen passen
Future
- I will test
- you will test
- he/she/it will test
- we will test
- you will test
- they will test
Toekomende tijd II
- ik zal gepast hebben
- jij zult gepast hebben
- hij/zij/het zal gepast hebben
- wij zullen gepast hebben
- jullie zullen gepast hebben
- zij zullen gepast hebben
Future perfect
- I will have tested
- you will have tested
- he/she/it will have tested
- we will have tested
- you will have tested
- they will have tested
Conditionalis I
- ik zou passen
- jij zou passen
- hij/zij/het zou passen
- wij zouden passen
- jullie zouden passen
- zij zouden passen
Conditional present
- I would test
- you would test
- he/she/it would test
- we would test
- you would test
- they would test
Conditionalis II
- ik zou hebben gepast
- jij zou hebben gepast
- hij/zij/het zou hebben gepast
- wij zouden hebben gepast
- jullie zouden hebben gepast
- zij zouden hebben gepast
Conditional perfect
- I would have tested
- you would have tested
- he/she/it would have tested
- we would have tested
- you would have tested
- they would have tested
Imperatief
- jij pas
- jullie past
Imperative
- you test
- you test