Engels

Nederlands

Present

  • I reclaim
  • you reclaim
  • he/she/it reclaims
  • we reclaim
  • you reclaim
  • they reclaim

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vorder op
  • jij vordert op
  • hij/zij/het vordert op
  • wij vorderen op
  • jullie vorderen op
  • zij vorderen op

Simple past

  • I reclaimed
  • you reclaimed
  • he/she/it reclaimed
  • we reclaimed
  • you reclaimed
  • they reclaimed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vorderde op
  • jij vorderde op
  • hij/zij/het vorderde op
  • wij vorderden op
  • jullie vorderden op
  • zij vorderden op

Present perfect

  • I have reclaimed
  • you have reclaimed
  • he/she/it has reclaimed
  • we have reclaimed
  • you have reclaimed
  • they have reclaimed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgevorderd
  • jij hebt opgevorderd
  • hij/zij/het heeft opgevorderd
  • wij hebben opgevorderd
  • jullie hebben opgevorderd
  • zij hebben opgevorderd

Past perfect

  • I had reclaimed
  • you had reclaimed
  • he/she/it had reclaimed
  • we had reclaimed
  • you had reclaimed
  • they had reclaimed

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgevorderd
  • jij had opgevorderd
  • hij/zij/het had opgevorderd
  • wij hadden opgevorderd
  • jullie hadden opgevorderd
  • zij hadden opgevorderd

Future

  • I will reclaim
  • you will reclaim
  • he/she/it will reclaim
  • we will reclaim
  • you will reclaim
  • they will reclaim

Toekomende tijd I

  • ik zal opvorderen
  • jij zult opvorderen
  • hij/zij/het zal opvorderen
  • wij zullen opvorderen
  • jullie zullen opvorderen
  • zij zullen opvorderen

Future perfect

  • I will have reclaimed
  • you will have reclaimed
  • he/she/it will have reclaimed
  • we will have reclaimed
  • you will have reclaimed
  • they will have reclaimed

Toekomende tijd II

  • ik zal opgevorderd hebben
  • jij zult opgevorderd hebben
  • hij/zij/het zal opgevorderd hebben
  • wij zullen opgevorderd hebben
  • jullie zullen opgevorderd hebben
  • zij zullen opgevorderd hebben

Conditional present

  • I would reclaim
  • you would reclaim
  • he/she/it would reclaim
  • we would reclaim
  • you would reclaim
  • they would reclaim

Conditionalis I

  • ik zou opvorderen
  • jij zou opvorderen
  • hij/zij/het zou opvorderen
  • wij zouden opvorderen
  • jullie zouden opvorderen
  • zij zouden opvorderen

Conditional perfect

  • I would have reclaimed
  • you would have reclaimed
  • he/she/it would have reclaimed
  • we would have reclaimed
  • you would have reclaimed
  • they would have reclaimed

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgevorderd
  • jij zou hebben opgevorderd
  • hij/zij/het zou hebben opgevorderd
  • wij zouden hebben opgevorderd
  • jullie zouden hebben opgevorderd
  • zij zouden hebben opgevorderd

Imperative

  • you reclaim
  • you reclaim

Imperatief

  • jij vorder op
  • jullie vordert op

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van reclaim