Vervoeging van snurken

Vertaling: roncar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik snurk
  • jij snurkt
  • hij/zij/het snurkt
  • wij snurken
  • jullie snurken
  • zij snurken

Indicativo presente

  • yo ronco
  • roncas
  • él/ella ronca
  • nosotros roncamos
  • vosotros roncáis
  • ellos/ellas roncan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik snurkte
  • jij snurkte
  • hij/zij/het snurkte
  • wij snurkten
  • jullie snurkten
  • zij snurkten

Indefinido

  • yo ronqué
  • roncaste
  • él/ella roncó
  • nosotros roncamos
  • vosotros roncasteis
  • ellos/ellas roncaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesnurkt
  • jij hebt gesnurkt
  • hij/zij/het heeft gesnurkt
  • wij hebben gesnurkt
  • jullie hebben gesnurkt
  • zij hebben gesnurkt

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he roncado
  • has roncado
  • él/ella ha roncado
  • nosotros hemos roncado
  • vosotros habéis roncado
  • ellos/ellas han roncado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesnurkt
  • jij had gesnurkt
  • hij/zij/het had gesnurkt
  • wij hadden gesnurkt
  • jullie hadden gesnurkt
  • zij hadden gesnurkt

Pluscuamperfecto

  • yo había roncado
  • habías roncado
  • él/ella había roncado
  • nosotros habíamos roncado
  • vosotros habíais roncado
  • ellos/ellas habían roncado

Toekomende tijd I

  • ik zal snurken
  • jij zult snurken
  • hij/zij/het zal snurken
  • wij zullen snurken
  • jullie zullen snurken
  • zij zullen snurken

Futuro I

  • yo roncaré
  • roncarás
  • él/ella roncará
  • nosotros roncaremos
  • vosotros roncaréis
  • ellos/ellas roncarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gesnurkt hebben
  • jij zult gesnurkt hebben
  • hij/zij/het zal gesnurkt hebben
  • wij zullen gesnurkt hebben
  • jullie zullen gesnurkt hebben
  • zij zullen gesnurkt hebben

Futuro perfecto

  • yo habré roncado
  • habrás roncado
  • él/ella habrá roncado
  • nosotros habremos roncado
  • vosotros habréis roncado
  • ellos/ellas habrán roncado

Conditionalis I

  • ik zou snurken
  • jij zou snurken
  • hij/zij/het zou snurken
  • wij zouden snurken
  • jullie zouden snurken
  • zij zouden snurken

Condicional

  • yo roncaría
  • roncarías
  • él/ella roncaría
  • nosotros roncaríamos
  • vosotros roncaríais
  • ellos/ellas roncarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesnurkt
  • jij zou hebben gesnurkt
  • hij/zij/het zou hebben gesnurkt
  • wij zouden hebben gesnurkt
  • jullie zouden hebben gesnurkt
  • zij zouden hebben gesnurkt

Condicional perfecto

  • yo habría roncado
  • habrías roncado
  • él/ella habría roncado
  • nosotros habríamos roncado
  • vosotros habríais roncado
  • ellos/ellas habrían roncado

Imperatief

  • jij snurk
  • jullie snurkt

Imperativo presente

  • ronca
  • vosotros roncad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van snurken