Engels

Nederlands

Present

  • I turn
  • you turn
  • he/she/it turns
  • we turn
  • you turn
  • they turn

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik raadpleeg
  • jij raadpleegt
  • hij/zij/het raadpleegt
  • wij raadplegen
  • jullie raadplegen
  • zij raadplegen

Simple past

  • I turned
  • you turned
  • he/she/it turned
  • we turned
  • you turned
  • they turned

Onvoltooid verleden tijd

  • ik raadpleegde
  • jij raadpleegde
  • hij/zij/het raadpleegde
  • wij raadpleegden
  • jullie raadpleegden
  • zij raadpleegden

Present perfect

  • I have turned
  • you have turned
  • he/she/it has turned
  • we have turned
  • you have turned
  • they have turned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geraadpleegd
  • jij hebt geraadpleegd
  • hij/zij/het heeft geraadpleegd
  • wij hebben geraadpleegd
  • jullie hebben geraadpleegd
  • zij hebben geraadpleegd

Past perfect

  • I had turned
  • you had turned
  • he/she/it had turned
  • we had turned
  • you had turned
  • they had turned

Voltooid verleden tijd

  • ik had geraadpleegd
  • jij had geraadpleegd
  • hij/zij/het had geraadpleegd
  • wij hadden geraadpleegd
  • jullie hadden geraadpleegd
  • zij hadden geraadpleegd

Future

  • I will turn
  • you will turn
  • he/she/it will turn
  • we will turn
  • you will turn
  • they will turn

Toekomende tijd I

  • ik zal raadplegen
  • jij zult raadplegen
  • hij/zij/het zal raadplegen
  • wij zullen raadplegen
  • jullie zullen raadplegen
  • zij zullen raadplegen

Future perfect

  • I will have turned
  • you will have turned
  • he/she/it will have turned
  • we will have turned
  • you will have turned
  • they will have turned

Toekomende tijd II

  • ik zal geraadpleegd hebben
  • jij zult geraadpleegd hebben
  • hij/zij/het zal geraadpleegd hebben
  • wij zullen geraadpleegd hebben
  • jullie zullen geraadpleegd hebben
  • zij zullen geraadpleegd hebben

Conditional present

  • I would turn
  • you would turn
  • he/she/it would turn
  • we would turn
  • you would turn
  • they would turn

Conditionalis I

  • ik zou raadplegen
  • jij zou raadplegen
  • hij/zij/het zou raadplegen
  • wij zouden raadplegen
  • jullie zouden raadplegen
  • zij zouden raadplegen

Conditional perfect

  • I would have turned
  • you would have turned
  • he/she/it would have turned
  • we would have turned
  • you would have turned
  • they would have turned

Conditionalis II

  • ik zou hebben geraadpleegd
  • jij zou hebben geraadpleegd
  • hij/zij/het zou hebben geraadpleegd
  • wij zouden hebben geraadpleegd
  • jullie zouden hebben geraadpleegd
  • zij zouden hebben geraadpleegd

Imperative

  • you turn
  • you turn

Imperatief

  • jij raadpleeg
  • jullie raadpleegt

Verwijzingen

Bekijk 30 definitie(s) van turn