Vervoeging van turn
Onbepaalde wijs (infinitief): to turn
40 alternatieve vertalingen
- aankloppen
- afslaan
- afwijken
- appelleren
- beploegen
- bukken
- doorploegen
- draaien
- inroepen
- kantelen
- keren
- ombuigen
- omdraaien
- omgooien
- omkeren
- omleggen
- omploegen
- omslaan
- omvergooien
- omwenden
- overgaan
- ploegen
- raadplegen
- ronddraaien
- rondwentelen
- scheuren
- schiften
- tegenlachen
- verbuigen
- verdraaien
- verrekken
- verstuiken
- verzwikken
- vrijgeven
- wenden
- wentelen
- werken
- zuren
- zwenken
- zwikken
Engels
Nederlands
Present
- I turn
- you turn
- he/she/it turns
- we turn
- you turn
- they turn
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lach toe
- jij lacht toe
- hij/zij/het lacht toe
- wij lachen toe
- jullie lachen toe
- zij lachen toe
Simple past
- I turned
- you turned
- he/she/it turned
- we turned
- you turned
- they turned
Onvoltooid verleden tijd
- ik lachte toe
- jij lachte toe
- hij/zij/het lachte toe
- wij lachten toe
- jullie lachten toe
- zij lachten toe
Present perfect
- I have turned
- you have turned
- he/she/it has turned
- we have turned
- you have turned
- they have turned
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toegelachen
- jij hebt toegelachen
- hij/zij/het heeft toegelachen
- wij hebben toegelachen
- jullie hebben toegelachen
- zij hebben toegelachen
Past perfect
- I had turned
- you had turned
- he/she/it had turned
- we had turned
- you had turned
- they had turned
Voltooid verleden tijd
- ik had toegelachen
- jij had toegelachen
- hij/zij/het had toegelachen
- wij hadden toegelachen
- jullie hadden toegelachen
- zij hadden toegelachen
Future
- I will turn
- you will turn
- he/she/it will turn
- we will turn
- you will turn
- they will turn
Toekomende tijd I
- ik zal toelachen
- jij zult toelachen
- hij/zij/het zal toelachen
- wij zullen toelachen
- jullie zullen toelachen
- zij zullen toelachen
Future perfect
- I will have turned
- you will have turned
- he/she/it will have turned
- we will have turned
- you will have turned
- they will have turned
Toekomende tijd II
- ik zal toegelachen hebben
- jij zult toegelachen hebben
- hij/zij/het zal toegelachen hebben
- wij zullen toegelachen hebben
- jullie zullen toegelachen hebben
- zij zullen toegelachen hebben
Conditional present
- I would turn
- you would turn
- he/she/it would turn
- we would turn
- you would turn
- they would turn
Conditionalis I
- ik zou toelachen
- jij zou toelachen
- hij/zij/het zou toelachen
- wij zouden toelachen
- jullie zouden toelachen
- zij zouden toelachen
Conditional perfect
- I would have turned
- you would have turned
- he/she/it would have turned
- we would have turned
- you would have turned
- they would have turned
Conditionalis II
- ik zou hebben toegelachen
- jij zou hebben toegelachen
- hij/zij/het zou hebben toegelachen
- wij zouden hebben toegelachen
- jullie zouden hebben toegelachen
- zij zouden hebben toegelachen
Imperative
- you turn
- you turn
Imperatief
- jij lach toe
- jullie lacht toe