Vervoeging van zetten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zet
  • jij zet
  • hij/zij/het zet
  • wij zetten
  • jullie zetten
  • zij zetten

Indicativo presente

  • yo infundo
  • infundes
  • él/ella infunde
  • nosotros infundimos
  • vosotros infundís
  • ellos/ellas infunden

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zette
  • jij zette
  • hij/zij/het zette
  • wij zetten
  • jullie zetten
  • zij zetten

Indefinido

  • yo infundí
  • infundiste
  • él/ella infundió
  • nosotros infundimos
  • vosotros infundisteis
  • ellos/ellas infundieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gezet
  • jij hebt gezet
  • hij/zij/het heeft gezet
  • wij hebben gezet
  • jullie hebben gezet
  • zij hebben gezet

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he infundido
  • has infundido
  • él/ella ha infundido
  • nosotros hemos infundido
  • vosotros habéis infundido
  • ellos/ellas han infundido

Voltooid verleden tijd

  • ik had gezet
  • jij had gezet
  • hij/zij/het had gezet
  • wij hadden gezet
  • jullie hadden gezet
  • zij hadden gezet

Pluscuamperfecto

  • yo había infundido
  • habías infundido
  • él/ella había infundido
  • nosotros habíamos infundido
  • vosotros habíais infundido
  • ellos/ellas habían infundido

Toekomende tijd I

  • ik zal zetten
  • jij zult zetten
  • hij/zij/het zal zetten
  • wij zullen zetten
  • jullie zullen zetten
  • zij zullen zetten

Futuro I

  • yo infundiré
  • infundirás
  • él/ella infundirá
  • nosotros infundiremos
  • vosotros infundiréis
  • ellos/ellas infundirán

Toekomende tijd II

  • ik zal gezet hebben
  • jij zult gezet hebben
  • hij/zij/het zal gezet hebben
  • wij zullen gezet hebben
  • jullie zullen gezet hebben
  • zij zullen gezet hebben

Futuro perfecto

  • yo habré infundido
  • habrás infundido
  • él/ella habrá infundido
  • nosotros habremos infundido
  • vosotros habréis infundido
  • ellos/ellas habrán infundido

Conditionalis I

  • ik zou zetten
  • jij zou zetten
  • hij/zij/het zou zetten
  • wij zouden zetten
  • jullie zouden zetten
  • zij zouden zetten

Condicional

  • yo infundiría
  • infundirías
  • él/ella infundiría
  • nosotros infundiríamos
  • vosotros infundiríais
  • ellos/ellas infundirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gezet
  • jij zou hebben gezet
  • hij/zij/het zou hebben gezet
  • wij zouden hebben gezet
  • jullie zouden hebben gezet
  • zij zouden hebben gezet

Condicional perfecto

  • yo habría infundido
  • habrías infundido
  • él/ella habría infundido
  • nosotros habríamos infundido
  • vosotros habríais infundido
  • ellos/ellas habrían infundido

Imperatief

  • jij zet
  • jullie zet

Imperativo presente

  • infunde
  • vosotros infundid

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van zetten