Betekenis van:
zetten
zetten
Werkwoord
- rechtop op de genoemde plaats doen zitten, rusten, staan
"iets ergens op/in/achter/voor/tussen/na/onder/... zetten"
"iemand/iets gevangen/klem zetten"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
zetten
Werkwoord
- iets neerschrijven
"Hij zette zijn handtekening onder het document."
zetten
Werkwoord
- stimuleren, aanmoedigen; tot grotere inspanning aanzetten; sommeren; aansporen; aanzetten; bewegen tot; ertoe brengen; aansporen tot iets; onder druk zetten; aansporen
"zich/iemand tot iets zetten"
"iemand aan [het redigeren/werken/afwassen] zetten"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
zetten
Werkwoord
- bij botbreuken
"een been/arm zetten"
"zijn arm is verkeerd gezet"
Synoniemen
Hyperoniemen
zetten
Werkwoord
- op een bepaalde wijze schikken
zetten
Werkwoord
- (m.b.t. koffie of thee) bereiden, klaarmaken
zetten
Werkwoord
- vastzetten
zetten
Werkwoord
- ''(België)'' plaatsnemen, gaan zitten
zetten
Werkwoord
- (oude ambacht bij het ontstaan van de boekdrukkunst) letters naast elkaar plaatsen zodat meerdere afdrukken van een document gemaakt kunnen worden
zet (de ~ | meervoud zetten)
Zelfstandig naamwoord
- voorwaartse stoot
"iemand een zet(je) geven"
"een zetje nodig hebben"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
zet (de ~ | meervoud zetten)
Zelfstandig naamwoord
- het zetten bij o.a. spelletjes
"mat in [twee] zetten"
"een hele zet"
Hyperoniemen
Hyponiemen
zet (de ~ | meervoud zetten)
Zelfstandig naamwoord
- handeling of uiting
"een domme/stomme zet"
"een gemene/brutale zet"