Vertaling van (Game)

Inhoud:

Engels
Nederlands
faction, party, side, camp, game, match, round {zn.}
partij [v]
stem 
kamp
catch, game {zn.}
wild
buit [m]
game, performance {zn.}
spel 
The game became exciting.
Het spel werd spannend.
Now let's begin the game.
Laat het spel beginnen!
competition, contest, match, game {zn.}
wedstrijd 
match
concours [o]
The match didn't take place.
De wedstrijd vond niet plaats.
Tom won the competition.
Tom won de wedstrijd.
to back, to bet on, to gage, to game, to punt, to stake {ww.}
wegschoppen

I game
you game
we game

ik schop weg
jij schopt weg
wij schoppen weg
» meer vervoegingen van wegschoppen

game, plot, secret plan {zn.}
lijn
draad
game, gamey, gamy, gritty, mettlesome, spirited, spunky {bn.}
krakemikkig
krakkemikkig
krikkemikkig
wrak
wrakkig
gammel
game, gamey, gamy, gritty, mettlesome, spirited, spunky {bn.}
bevlogen
geïnspireerd
gedreven
bezield
to back, to bet on, to gage, to game, to punt, to stake {ww.}
inzetten
zetten

I game
you game
we game

ik zet in
jij zet in
wij zetten in
» meer vervoegingen van inzetten

game {zn.}
wildbraad [o] (het ~)
game {zn.}
spelletje
potje [o] (het ~)
game, gamey, gamy, gritty, mettlesome, spirited, spunky {bn.}
stenig
game, gamey, gamy, gritty, mettlesome, spirited, spunky {bn.}
temperamentvol
warmbloedig
game {zn.}
spel [o] (het ~)
I love this game.
Ik hou van dit spel.
What time does the game start?
Wanneer begint het spel?
game, gamey, gamy, gritty, mettlesome, spirited, spunky {bn.}
geanimeerd
to back, to bet on, to gage, to game, to punt, to stake {ww.}
inleggen

I game
you game
we game

ik leg in
jij legt in
wij leggen in
» meer vervoegingen van inleggen

game, plot, secret plan {zn.}
intrige [m] (de ~)
kuiperij
samenzwering [v] (de ~)
conspiratie
conjuratie
complot [o] (het ~)
collusie
komplot
game {zn.}
spel
partij [v] (de ~)
He's playing a dangerous game.
Hij speelt een gevaarlijk spel.
game, gamey, gamy, gritty, mettlesome, spirited, spunky {bn.}
mank
kreupel


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I love this game.

Ik hou van dit spel.

The game became exciting.

Het spel werd spannend.

Our team won the game.

Ons team heeft de wedstrijd gewonnen.

Now let's begin the game.

Laat het spel beginnen!

Which team won the game?

Welk team heeft de wedstrijd gewonnen?

He's playing a dangerous game.

Hij speelt een gevaarlijk spel.

Which game shall we play next?

Welk spel zullen we nu spelen?

The game resulted in a draw.

De wedstrijd eindigde in een gelijkspel.

We watched a baseball game on television.

We keken een baseball wedstrijd op televisie.

What time does the game start?

Wanneer begint het spel?

Which team will win the game?

Welk team zal de wedstrijd winnen?

He insists on playing another game.

Hij staat erop nog een spel te spelen.

Do you want to go to a ball game?

Zou jij naar een balspel willen gaan?

I'm going to see the baseball game tomorrow.

Ik ga morgen naar de honkbalwedstrijd.

I know that all of this is just a game.

Ik weet dat dit allemaal maar een spel is.


Gerelateerd aan (Game)

faction - party - side - camp - game - match - round - catch - performance - competition - contest - back - bet on - gage - puntkick - remove - connectedness - enthusiastic - back - game - passionate - activity - chip in - agreement - competition - disabled