Betekenis van:
botch

to botch
Werkwoord
  • verwarren
  • make a mess of, destroy or ruin
"I botched the dinner and we had to eat out"

Synoniemen

Hyperoniemen

to botch
Werkwoord
  • verknoeien; verpesten; verknoeien; verknoeien; verknoeien; verpesten
  • make a mess of, destroy or ruin
"I botched the dinner and we had to eat out"

Synoniemen

Hyperoniemen

to botch
Werkwoord
  • stuntelen, hannesen, haspelen, klunzen, krukken
  • make a mess of, destroy or ruin
"I botched the dinner and we had to eat out"

Synoniemen

Hyperoniemen

to botch
Werkwoord
  • infesteren, vergallen, verkankelemienen, verkankeren, verkloten
  • make a mess of, destroy or ruin
"I botched the dinner and we had to eat out"

Synoniemen

Hyperoniemen

botch
Zelfstandig naamwoord
  • slordig werk; geknoei; ondeskundig werk; knoeiwerk; niet afdoende verbetering/reparatie; onzorgvuldig werk
  • an embarrassing mistake

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

botch
Zelfstandig naamwoord
  • flater; blunder; iets met tegenvallend resultaat; blunder; iets fouts; foute slag; blunder; domme daad
  • an embarrassing mistake

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Tom hopes he didn't botch the job.