Betekenis van:
aanvang

aanvang
Zelfstandig naamwoord
  • het begin of ontstaan van iets.
"een aanvang maken met iets"

Synoniemen

aanvang (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • de eerste tijd van het bestaan van iets
"een aanvang nemen"
"de aanvang van een voorstelling"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

aanvang
Zelfstandig naamwoord
  • begin

Voorbeeldzinnen

  1. Ik moet de borg voor de aanvang van het contract betalen.
  2. Aanvang terugbetaling
  3. aanvang van de behandeling
  4. Aanvang van de ambtsperiode
  5. Aanvang, schorsing en beëindiging
  6. Aanvang van de ziekte
  7. Aanvang van de arbitrage
  8. Aanvang van de passende overgangsperiode
  9. Datum van de aanvang van de beroepsziekte: …
  10. Planning en aanvang van de operatie
  11. Planning en aanvang van de operatie
  12. Planning en aanvang van de operatie
  13. Aanvang van de werkzaamheden van het bureau
  14. Aanvang van de werking van het Agentschap
  15. Datum van aanvang van de activiteiten (3.4)