Betekenis van:
autoriteit

autoriteit (de ~ | meervoud autoriteiten)
Zelfstandig naamwoord
  • iem. van erkend gezag
"de plaatselijke autoriteiten"
"een hoge autoriteit"

Synoniemen

Hyperoniemen

autoriteit
Zelfstandig naamwoord
  • de overheid
"Van de autoriteiten mag er niet meer in de cafés gerookt worden."
autoriteit
Zelfstandig naamwoord
  • een persoon met veel kennis op een bepaald gebied
"Hij is een autoriteit op het gebied van wiskunde."
autoriteit (de ~ | meervoud autoriteiten)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand met veel specifieke kennis; deskundige; deskundige
"een autoriteit op het gebied van [iets]"
"een grote autoriteit"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Argument uit eerbied, beroep op autoriteit
  2. Triviale zaken zijn niet de zorg van de autoriteit (koning, wet)
  3. AUTORITEIT
  4. Autoriteit
  5. „bevoegde autoriteit”:
  6. Bevoegde autoriteit: …
  7. Aangezochte autoriteit
  8. Toezichthoudende autoriteit
  9. De Autoriteit:
  10. Bevoegde autoriteit
  11. Nationale autoriteit: …
  12. Bevoegde autoriteit
  13. Bevoegde autoriteit
  14. signalerende autoriteit;
  15. aangezochte autoriteit