Betekenis van:
bezinning

bezinning (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het zich bezinnen
"tot bezinning komen"
"een periode van bezinning"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

bezinning
Zelfstandig naamwoord
  • helder en rustig besef

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. De bezinning op de regels voor staatssteun zou ertoe moeten leiden dat op de ingeslagen weg wordt voortgegaan.
  2. De mededeling diende als uitgangspunt voor een bezinning die in 2005 geleid heeft tot een nieuw initiatief voor de informatiemaatschappij, dat in 2006 van start moet gaan.
  3. Hiertoe behoren ook een kritische en creatieve bezinning op en constructieve deelname aan gemeenschaps-/buurtactiviteiten en de besluitvorming op alle niveaus — lokaal, nationaal en Europees –, met name door deel te nemen aan verkiezingen.
  4. De Europese burgers moeten vooral dringend volledig bewust worden gemaakt van hun burgerschap van de Europese Unie in de context van de brede bezinning over de toekomst van Europa die door de Europese Raad van Brussel van 16 en 17 juni 2005 op gang is gebracht.
  5. Met het oog op het opbouwen van een open, effectieve en democratische Europese kennismaatschappij bestaat het doel erin, de harmonieuze integratie van de wetenschappelijke en technologische inspanning en gerelateerd onderzoeksbeleid in het Europese sociale weefsel te stimuleren, door op Europese schaal de bezinning en het debat over wetenschap en technologie en over hun band met het volledige maatschappelijke en culturele spectrum aan te moedigen.