Betekenis van:
bezoeken

bezoeken
Werkwoord
  • iemand opzoeken; beproefd; een bezoek brengen
"familie bezoeken"

Synoniemen

Hyperoniemen

bezoeken
Werkwoord
  • bij iemand langsgaan of langskomen
"De jongens wilden hun oma bezoeken."
bezoeken
Werkwoord
  • iemand kwellen
"Hij werd bezocht door zware hoofdpijnen."
bezoeken
Werkwoord
  • meemaken; naar iets heen gaan
"een school/universiteit bezoeken"
"een arts bezoeken"

Synoniemen

Hyperoniemen

bezoek (het ~ | meervoud bezoeken)
Zelfstandig naamwoord
  • visite; het langsgaan bij iemand thuis
"een bezoek brengen aan iemand/iets"
"een bezoek aan [iets/iemand]"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik wil Korea bezoeken.
  2. Ik zal je morgen bezoeken.
  3. Ik zal jou persoonlijk bezoeken.
  4. Ik zal hem morgen bezoeken.
  5. We gaan ze snel bezoeken.
  6. Ik zal meneer Brown morgen bezoeken.
  7. Ik zal volgende week mijn oom bezoeken.
  8. Ik hoop ooit Egypte te kunnen bezoeken.
  9. Hij gaat de stad nooit meer bezoeken.
  10. Haar droom is om Parijs te bezoeken.
  11. Ik moet mijn vriend in het ziekenhuis bezoeken.
  12. Ik ging naar het ziekenhuis om mijn vrouw te bezoeken.
  13. Wanneer hij naar Europa gaat, zal hij veel musea bezoeken.
  14. De tentoonstelling is het bezoeken meer dan waard.
  15. Ik was vorige week van plan de tempel te bezoeken.