Betekenis van:
dop

dop (de ~ | meervoud doppen)
Zelfstandig naamwoord
  • afsluitmiddel
"een dop op [de fles/het potje]"
"de dop dichtdraaien/aandraaien"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

dop
Zelfstandig naamwoord
  • een stevig omhulsel, ongeveer in de vorm van een halve bol
"Om een walnoot te eten, moet je eerst de dop kraken."
dop
Zelfstandig naamwoord
  • kapje ter afsluiting van iets
"Doe even de dop op die fles!"
dop
Zelfstandig naamwoord
  • oogleden.
"Kijk uit je doppen!"
dop
Zelfstandig naamwoord
  • eierschaal.
"Beter een half ei dan een lege dop."
dop
Zelfstandig naamwoord
  • ronde hoed met stijve bol

Synoniemen

Hyperoniemen

dop (de ~ | meervoud doppen)
Zelfstandig naamwoord
  • dopje in het oor bij het zwemmen, bij geluidsoverlast

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Beter een half ei dan een lege dop.
  2. Doe de dop terug op de fles voor het geval de kat hem omstoot.
  3. zonder dop
  4. DOP dioctylftalaat
  5. zonder dop:
  6. in de dop
  7. Grondnoten, in de dop
  8. De bonen zonder dop
  9. Walnoten (okkernoten) in de dop
  10. hazelnoten zonder dop van GN-code 080222,
  11. tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor noten (amandelen zonder dop, hazelnoten in de dop, hazelnoten zonder dop, walnoten in de dop) in het kader van het A1-stelsel
  12. amandelen zonder dop van GN-code 080212,
  13. amandelen in de dop of zonder dop, van GN-code 080211 of 080212;
  14. NOTEN (al dan niet in de dop, schil of schaal)
  15. houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 950/2005 tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor noten (amandelen zonder dop, hazelnoten in de dop, hazelnoten zonder dop, walnoten in de dop) in het kader van het A1-stelsel