Betekenis van:
geslacht

geslacht
Zelfstandig naamwoord
  • de afstammelingen van één persoon
"Het geslacht De Pauw."
geslacht (het ~ | meervoud geslachten)
Zelfstandig naamwoord
  • orgaan dat voor de geslachtelijke voortplanting dient
"zijn geslacht bedekken met een vijgenblad"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

geslacht (het ~ | meervoud geslachten)
Zelfstandig naamwoord
  • geslacht; sekse; lichamelijke sekse
"een kind van het vrouwelijke/mannelijke geslacht"
"het sterke geslacht"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

geslacht (het ~ | meervoud geslachten)
Zelfstandig naamwoord
  • groep van verwante soorten, onderafdeling van een familie
"een plant van het geslacht Tagetes"
"ratten en muizen behoren tot het geslacht muis"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

geslacht (het ~ | meervoud geslachten)
Zelfstandig naamwoord
  • taalkundig genus
"het geslacht van 'geslacht' is onzijdig"
"het grammaticale geslacht"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

geslacht (meervoud geslachten)
Zelfstandig naamwoord
  • alle wezens die van nature tot dezelfde soort behoren

Hyperoniemen

Hyponiemen

geslacht
Zelfstandig naamwoord
  • sekse, het man of vrouw zijn
geslacht
Zelfstandig naamwoord
  • de geslachtsorganen
geslacht
Zelfstandig naamwoord
  • genus
geslacht
Zelfstandig naamwoord
  • grammaticaal geslacht, genus

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ze hebben een geit geslacht als offer voor God.
  2. geslacht
  3. GESLACHT
  4. geslacht
  5. Geslacht:
  6. Geslacht (*)
  7. geslacht
  8. geslacht;
  9. Geslacht
  10. geslacht
  11. geslacht.
  12. Geslacht
  13. Geslacht: …
  14. Geslacht
  15. Geslacht (8): …