Betekenis van:
habitat
habitat
Zelfstandig naamwoord
- het natuurlijke leefgebied van een organisme
"De bergen vormen uiteraaard geen deel van het habitat van zeehonden."
habitat
Zelfstandig naamwoord
- plaats waar een dier of een plant geheel in zijn omgeving ingepast is
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- TYPE HABITAT
- Type habitat/soort
- Type habitat/soort
- Omvang van de habitat
- Spreiding van de habitat
- Kenmerken van de habitat
- Type habitat/soort waarvoor een wetenschappelijk voorbehoud is gemaakt
- Onvoldoende door het netwerk bestreken type habitat/soort
- Type habitat/soort waarvoor een nadere verduidelijking nodig is
- elke gedraging die aanzienlijke schade toebrengt aan een beschermde habitat;
- Bescherming, instandhouding en restauratie van het Europese cultureel erfgoed, inclusief de menselijke habitat
- de bescherming van het milieu waarop die informatie betrekking heeft, zoals de habitat van zeldzame soorten.
- Als habitat verkiezen veel soorten dichte vegetatie, bijvoorbeeld graslanden, struikgewas nabij rivieren en korenvelden.
- „instandhouding ex situ”: de instandhouding van genetisch materiaal voor de landbouw buiten de natuurlijke habitat ervan;
- „Behoud ex situ”: het behoud van plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouw buiten hun natuurlijke habitat.