Betekenis van:
impuls

impuls (de ~ | meervoud impulsen)
Zelfstandig naamwoord
  • aanmoediging
"een impuls voor/tot de bouw"
"een impuls om te gaan bouwen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

impuls (de ~ | meervoud impulsen)
Zelfstandig naamwoord
  • plotselinge neiging tot iets; instinct; plotselinge neiging tot iets
"de impuls om naar een voetbalwedstrijd te gaan kijken"
"een impuls tot/voor [het slaan van een agent]"

Synoniemen

Hyperoniemen

impuls (de ~ | meervoud impulsen)
Zelfstandig naamwoord
  • overbrenging door een zenuw
"een impuls doorgeven"

Hyperoniemen

impuls
Zelfstandig naamwoord
  • innerlijke drang
"Meestal wint de ratio het over de dierlijke impuls."
impuls
Zelfstandig naamwoord
  • stimulering, een duw in de rug
"Dalende olieprijzen zouden de Nederlandse economie een positieve impuls kunnen geven."
impuls (de ~ | meervoud impulsen)
Zelfstandig naamwoord
  • kort optredende, sterke elektrische stroom
"een elektrische impuls"
"een impuls overdragen"

Synoniemen

Hyperoniemen

impuls
Zelfstandig naamwoord
  • product van massa en snelheid

Voorbeeldzinnen

  1. een uitgangsenergie van meer dan 4 J per impuls; of
  2. een uitgangsenergie van meer dan 10 J per impuls; of
  3. een uitgangsenergie van meer dan 50 mJ per impuls; of
  4. een uitgangsenergie van meer dan 10 J per impuls; of
  5. een uitgangsenergie van meer dan 100 J per impuls;
  6. een uitgangsenergie van meer dan 4 J per impuls; of
  7. een uitgangsenergie van meer dan 50 J per impuls;
  8. een uitgangsenergie van meer dan 0,1 J per impuls;
  9. een uitgangsenergie van meer dan 50 mJ per impuls; of
  10. een uitgangsenergie van meer dan 0,1 J per impuls;
  11. een uitgangsenergie van meer dan 2 J per impuls; of
  12. een uitgangsenergie van meer dan 1,5 J per impuls; of
  13. een uitgangsenergie van meer dan 0,1 J per impuls;
  14. een uitgangsenergie van meer dan 2 J per impuls; of
  15. een uitgangsenergie van meer dan 4 J per impuls; of