Betekenis van:
kaartje

kaartje (het ~ | meervoud kaartjes)
Zelfstandig naamwoord
  • kaartje met je naam en functie; toegangsbiljet; kaartje met naam en beroep
"ik zal u mijn kaartje geven"
"een kaartje voor [Michael Jackson]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

kaartje
Zelfstandig naamwoord
  • iets dat recht geeft op toegang; toegangskaartje; toegangskaartje; toegangsbiljet; toegangskaartje

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Heb je een kaartje?
  2. Vergeet het kaartje niet.
  3. Zal ik een kaartje voor het concert voor je kopen?
  4. Stuur me alsjeblieft een kaartje zodra je aankomt.
  5. Geeft u mij een kaartje voor de voorstelling van zeven uur, alstublieft.
  6. Je hoeft alleen maar op het knopje te drukken om een kaartje te krijgen.
  7. Het logo kan worden aangepast aan de grootte van de verpakkingen. De producent moet vóór verpakking ook op de zwoerd van het spek, aan één van de zijkanten van het stuk, het speciale niet-herbruikbare zegel of een kaartje met daarop het bovengenoemde logo van het product aanbrengen.