Betekenis van:
maal

maal (de/het ~ | meervoud malen)
Zelfstandig naamwoord
  • keer; moment dat iets gebeurt
"voor de zoveelste maal"
"te(n) enen male"

Synoniemen

Hyperoniemen

maal
Zelfstandig naamwoord
  • telkens terugkerend tijdstip waarop iets gebeurt
"Dit was de tweede maal dat zijn pet werd afgeblazen door de wind."
maal
Zelfstandig naamwoord
  • de handeling van eten zoals die dagelijks op geregelde tijden plaatsvindt
"Elke avond stond er weer een heerlijke maal klaar."
maal (de/het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • wiskundig symbool voor vermenigvuldiging; aanduiding voor vermenigvuldiging
"Het getal dat na het maal teken komt staat voor de diameter van de in latende lens objectief genoemd."
"Maal wordt gebruikt om vermenigvuldiging aan te geven."

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het is de eerste maal dat ik mijn messen slijp.
  2. Romans go home" uit Monty Python's Life of Brian. Terwijl hij "Romanes eunt domus" op de muur schrijft, wordt hij gesnapt door een Romeinse centurion, die hem voor straf 100 maal de correcte vertaling "Romani ite domum
  3. 2 tot 4 maal daags.
  4. Ongeveer 30 maal zo zoet als sucrose
  5. Ongeveer 200 maal zo zoet als sucrose
  6. Ongeveer 40 maal zo zoet als sucrose
  7. De regeling voor Alcoa is een eerste maal veranderd.
  8. Ongeveer 300-500-maal zo zoet als sucrose
  9. De derde maal kan gedurende 30 seconden krachtig worden geschud.
  10. Afsluitend deel: de gegevens komen 1 maal voor
  11. zeugen die voor de eerste maal gedekt zijn
  12. Injecteer twee maal 1 μl van standaardoplossing 7.2.5.
  13. HSW was in 2005 voor de eerste maal winstgevend.
  14. Ongeveer 1000-1800 maal zo zoet als sucrose
  15. Ongeveer 2000-3000 maal zo zoet als sucrose