Betekenis van:
onnozel

onnozel
Bijvoeglijk naamwoord
  • onschuldig
"Het feest van de Onnozele Kinderen wordt op 28 december gevierd."
onnozel
Bijvoeglijk naamwoord
  • (van een ding) onbeduidend, onbelangrijk
"Heel die ruzie was om een onnozele paraplu?"
onnozel
Bijvoeglijk naamwoord
  • dom; onnozel; dommig; onnozel
"een onnozele blik"
"een onnozel lachje"

Synoniemen

onnozel
Bijvoeglijk naamwoord
  • onbeduidend; onbelangrijk; onbelangrijk
"een onnozel voorval"

Synoniemen

onnozel
Bijvoeglijk naamwoord
  • dom, naïef
onnozel
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet ernstig