Betekenis van:
peuter

peuter (de ~ | meervoud peuters)
Zelfstandig naamwoord
  • jong kind
"baby's, peuters en kleuters"

Hyperoniemen

peuter
Zelfstandig naamwoord
  • een jong kind in de leeftijd van een tot vier jaar
"De peuter brabbelde de hele dag door."
peuter
Zelfstandig naamwoord
  • harde klap; harde klap; harde klap; harde klap; harde klap; klap; opdonder; harde klap of stoot; harde klap of trap; flinke klap; hard schot; harde klap

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Gebruik van kinderopvang per week voor het jongste in het huishouden wonende kind (inclusief betaalde opvangouders en peuter- en kleuteronderwijs; met uitzondering van verplicht onderwijs)
  2. In dit besluit wordt verstaan onder:1. peuter- en kleuteronderwijs: onderwijsactiviteiten in georganiseerd verband vóór het begin van de leerplicht in het basisonderwijs;
  3. Tot de sectorale subprogramma's behoren:a) het Comenius-programma, dat is toegesneden op de behoeften van degenen die onderwijs geven of volgen van het niveau van het peuter- en kleuteronderwijs tot aan het eind van het voortgezet onderwijs, alsook van de instellingen en organisaties die dit onderwijs verzorgen;