Betekenis van:
pluk

pluk
Zelfstandig naamwoord
  • uitgetrokken bundeltje
"Tijdens de vechtpartij verloren beide meisjes een pluk haar."
pluk
Zelfstandig naamwoord
  • het plukken
"Vaak helpen buitenlanders mee met de pluk van fruit."
pluk (de ~ | meervoud plukken)
Zelfstandig naamwoord
  • beetje v.e. groter iets afgehaald; bosje
"een plukje mensen"
"een pluk haar"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

pluk (de ~ | meervoud plukken)
Zelfstandig naamwoord
  • het plukken

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Pluk de dag, zo min mogelijk vertrouwend op de volgende