Betekenis van:
ramen

ramen
Werkwoord
  • inschatten, vaak middels berekening
"Dat wordt geraamd op drie miljoen euro."
raam (het ~ | meervoud ramen)
Zelfstandig naamwoord
  • lijst, omlijsting, met name omlijning van typografisch zetsel of van een bladspiegel in dag- of weekblad
"het raam van een weeftoestel"
"een doek op een raam spannen"

Synoniemen

Hyperoniemen

raam (het ~ | meervoud ramen)
Zelfstandig naamwoord
  • glazen plaat in een muur; glasruit met haar omlijsting; (afsluiting v.e.) opening in de muur; raam met gebrandschilderd glas
"de ramen (wijd) open zetten"
"achter/voor het raam zitten"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Sluit alle ramen.
  2. Mary sloot zichzelf op in haar kamer en deed alle ramen dicht.
  3. Ramen
  4. Ramen
  5. Plaatsen van ramen
  6. Wassen van ramen
  7. deuren en ramen gesloten,
  8. fysieke belemmeringen (deuren, ramen)
  9. Ramen, deuren en aanverwante artikelen
  10. Ramen en patrijspoorten (V 33)
  11. Ramen en patrijspoorten (V 33)
  12. Plaatsen van deuren en ramen
  13. Luchtbehandelingstoestellen voor montage in ramen
  14. 10 Ramen en patrijspoorten (V 33)
  15. Deuren en ramen, kozijnen en drempels, van kunststof