Betekenis van:
				
					ramen					
				
			
            ramen
Werkwoord
- inschatten, vaak middels berekening
 
"Dat wordt geraamd op drie miljoen euro."
raam (het ~ | meervoud ramen)
Zelfstandig naamwoord
- glazen plaat in een muur; glasruit met haar omlijsting; (afsluiting v.e.) opening in de muur; raam met gebrandschilderd glas
 
"de ramen (wijd) open zetten"
"achter/voor het raam zitten"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Sluit alle ramen.
 - Mary sloot zichzelf op in haar kamer en deed alle ramen dicht.
 - Ramen
 - Ramen
 - Plaatsen van ramen
 - Wassen van ramen
 - deuren en ramen gesloten,
 - fysieke belemmeringen (deuren, ramen)
 - Ramen, deuren en aanverwante artikelen
 - Ramen en patrijspoorten (V 33)
 - Ramen en patrijspoorten (V 33)
 - Plaatsen van deuren en ramen
 - Luchtbehandelingstoestellen voor montage in ramen
 - 10 Ramen en patrijspoorten (V 33)
 - Deuren en ramen, kozijnen en drempels, van kunststof