Betekenis van:
kader

kader (het ~ | meervoud kaders)
Zelfstandig naamwoord
  • lijst, omlijsting, met name omlijning van typografisch zetsel of van een bladspiegel in dag- of weekblad
"binnen/in het kader"

Synoniemen

Hyperoniemen

kader
Zelfstandig naamwoord
  • rand die om iets (m.n. een afbeelding of schilderij) heen wordt aangebracht
"Die prent behoeft geen kader."
kader
Zelfstandig naamwoord
  • situationele context, raamwerk, verband
"In het kader van de bezuinigingen wordt de uitgave met de helft verminderd."
kader
Zelfstandig naamwoord
  • ''(meervoud)'' geschoolde medewerkers in een organisatie
"De vakbond heeft meer kaders nodig."
kader (het ~ | meervoud kaders)
Zelfstandig naamwoord
  • wijze waarop iets georganiseerd wordt
"binnen het kader (van deze regeling)"
"vanuit het kader (van de sociale wetgeving gezien)"

Synoniemen

Hyperoniemen

kader (het ~ | meervoud kaders)
Zelfstandig naamwoord
  • krijtlijnen op een biljarttafel

Hyperoniemen

kader
Zelfstandig naamwoord
  • onderofficieren en officieren die beroepshalve hun functie in het leger uitoefenen

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Kader
  2. KADER
  3. KADER 10
  4. Financieel kader
  5. Materieelrechtelijk kader
  6. FINANCIEEL KADER
  7. Algemeen kader
  8. Wettelijk kader
  9. Wettelijk kader
  10. KADER 1
  11. Juridisch kader
  12. Algemeen kader
  13. KADER 7
  14. KADER 3
  15. KADER 3