Betekenis van:
schilderen

schilderen
Werkwoord
  • in verf afbeelden
"een stilleven schilderen"
"op linnen/doek/hout schilderen"

Hyperoniemen

schilderen
Werkwoord
  • met woorden in hoofdtrekken uitbeelden
"iemand zwart schilderen"
"zijn gehoor een prachtige, roemrijke toekomst schilderen"

Synoniemen

Hyperoniemen

schilderen
Werkwoord
  • met verf kleuren; met verf bestrijken; met lak bestrijken
"kozijnen/deuren schilderen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

schilderen
Werkwoord
  • een kunstwerk vervaardigen door met verf een beeld op een oppervlak te maken
schilderen
Werkwoord
  • een bouwwerk of voorwerp van een beschermend laag verf voorzien

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. We lieten Tom de muren schilderen.
  2. Ik liet hem mijn huis schilderen.
  3. Hij maakte gebruik van het mooie weer om de muur te schilderen.
  4. Schilderen
  5. Schilderen van installaties
  6. Schilderen en glaszetten
  7. Schilderen van daken
  8. Schilderen van gebouwen
  9. het eenvoudig schilderen of polijsten;
  10. Schilderen van markering op parkeerterrein
  11. Dakbedekking en schilderen van daken
  12. het schilderen van wegen- en waterbouwkundige werken;
  13. Schilderen van daken en andere bekledingswerkzaamheden
  14. Verf voor het schilderen van uithangborden
  15. Borstels, kwasten en penselen voor het schilderen, verven, behangen, enz.