Betekenis van:
schuif
schuif (de ~ | meervoud schuiven)
Zelfstandig naamwoord
- werktuig om mee te schuiven
"met een schuif werd de sneeuw van het ijs geveegd"
Hyperoniemen
Hyponiemen
schuif
Zelfstandig naamwoord
- manier om een deur te vergrendelen met een plat voorwerp
"Om de deur te openen moet je eerst de schuif eraf halen."
schuif (de ~ | meervoud schuiven)
Zelfstandig naamwoord
- balk als afsluiting v.e. deur; grendel; grendel
"de schuif op [de deur] doen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
schuif (de ~ | meervoud schuiven)
Zelfstandig naamwoord
- lade
"bij iemand in de bovenste schuif liggen"