Betekenis van:
strik

strik (de ~ | meervoud strikken)
Zelfstandig naamwoord
  • in elkaar geknoopte lussen
"een pakje met een rode strik erop"
"ze droeg een grote strik in het haar"

Hyperoniemen

strik (de ~ | meervoud strikken)
Zelfstandig naamwoord
  • val om dieren te vangen
"een strik zetten"

Synoniemen

Hyperoniemen

strik
Zelfstandig naamwoord
  • lus van touw e.d. die aangetrokken kan worden

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord