Betekenis van:
tang

tang (de ~ | meervoud tangen)
Zelfstandig naamwoord
  • gereedschap dat bestaat uit twee om één punt draaibare staven die naar elkaar toe of van elkaar bewogen kunnen worden, en dat dient om iets vast te houden, te knippen enz.
"iemand in de tang nemen/hebben"
"in de tang zitten"

Hyperoniemen

tang (de ~ | meervoud tangen)
Zelfstandig naamwoord
  • gemene vrouw; pinnig iemand; gemene vrouw
"een oude tang"
"een tang van een wijf"

Synoniemen

Hyperoniemen

tang
Zelfstandig naamwoord
  • een uit twee delen opgebouwd gereedschap waarvan de beide delen op een punt aan elkaar vastzitten en die gedraaid kunnen worden om dingen vast te houden of de knippen
"Zou ik jouw tang even mogen lenen?"

Voorbeeldzinnen

  1. Xin'anli Town, Tang County,
  2. dragen zowel op de tang als op de bekken de vermelding „EG-meetinstrument”;