Betekenis van:
uitpraten

uitpraten
Werkwoord
  • niets meer te vertellen hebben
"Na uren zijn we nog niet uitgepraat."
uitpraten
Werkwoord
  • zonder onderbreking een verhaal afmaken
"Laat u me even uitpraten?"
uitpraten
Werkwoord
  • iets bespreken tot er een conclusie getrokken wordt
"We hebben het probleem uitgepraat."