Betekenis van:
vurig

vurig
Bijvoeglijk naamwoord
  • mbt. vuur
"vurige kolen"
"een vurige streep aan de hemel"
vurig
Bijvoeglijk naamwoord
  • met brandende hartstocht
"Zijn vurigste verlangen ging daarmee in vervulling."
vurig
Bijvoeglijk naamwoord
  • erg, geweldig
"vurig verlangen naar iets"
"iemand een vurige blik toewerpen"

Synoniemen

vurig
Bijvoeglijk naamwoord
  • door hartstochten gedreven
"als de eerste vurige verliefdheid voorbij is, maakt de euforie plaats voor de nodige teleurstelling"

Synoniemen

vurig
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet twijfelend

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Vrouwen houden van mannen zoals ze van koffie houden: sterk en vurig om hen de hele nacht wakker te houden.