Betekenis van:
sterk

sterk
Bijvoeglijk naamwoord
  • beschikkend over kracht of vaardigheid
"Het was een sterke kerel die de biels optilde."
sterk
Bijvoeglijk naamwoord
  • van dranken e.d.
"sterke drank"
"sterke koffie/thee"
sterk
Bijvoeglijk naamwoord
  • een grote concentratie van iets bevattend
"Een sterke oplossing."
sterk
Bijvoeglijk naamwoord
  • zo opvallend dat het aan het ongelooflijke grenst
"Dat is een sterk verhaal."
sterk
Bijvoeglijk naamwoord
  • in staat veel kracht te ontwikkelen
"wie niet sterk is, moet slim zijn"
"de natuur is sterker dan de leer"

Synoniemen

sterk
Bijvoeglijk naamwoord
  • erg, geweldig
"een sterke groei/stijging/daling/toename/afname/verhoging/verlaging"
"een sterke dosis/verandering/samenhang"

Synoniemen

sterk
Bijvoeglijk naamwoord
  • mentaal sterk; met mentale kracht; flink; moedig
"een sterk(e) karakter/persoonlijkheid"
"een sterk(e) wil/gevoel/neiging/voorkeur/hang/behoefte/verlangen/invloed/intuïtie/vermoeden"

Synoniemen

sterk
Bijvoeglijk naamwoord
  • degelijk; kan tegen een stootje; solide
"het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen"
"sterk(e) touw/stof"

Synoniemen

sterk
Bijwoord
  • in sterke mate
"Dat is sterk overdreven!"

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Melk maakt ons sterk.
  2. Zij is sterk.
  3. Die bloem ruikt sterk.
  4. Onze honkbalploeg is erg sterk.
  5. Taro heeft een sterk verantwoordelijkheidsgevoel.
  6. Ik ben net zo sterk als jij.
  7. Mijn broer is klein maar sterk.
  8. Hij is zo sterk als een paard.
  9. Ze zijn even sterk als wij.
  10. Deze jongen heeft een sterk, gezond lichaam.
  11. Haar geloof in God is erg sterk.
  12. Niet sterk, maar taai
  13. Sterk en vrij
  14. In tien jaar zal onze stad sterk veranderen.
  15. Hoewel hij heel oud is, is hij sterk.