Betekenis van:
waanzinnig

waanzinnig
Bijvoeglijk naamwoord
  • geestelijk gestoord
"De echtgenote van Filips de Schone werd waanzinnig na de dood van haar man in 1506 en overleefde hem tot 1555."
waanzinnig
Bijvoeglijk naamwoord
  • geweldig, indrukwekkend
"Dat zijn waanzinnige schoenen."
waanzinnig
Bijvoeglijk naamwoord
  • heel erg, zeer
"Hij is waanzinnig lui."
waanzinnig
Bijvoeglijk naamwoord
  • zodanig gestoord in zijn geestelijke vermogens, dat men niet in staat is zichzelf te leiden of de rechten van anderen te eerbiedigen
"waanzinnig populair"

Synoniemen

Hyperoniemen

waanzinnig
Bijwoord
  • heel erg, zeer
"Hij is waanzinnig lui."

Voorbeeldzinnen

  1. Jouw moeder spreekt zes talen -- dat is waanzinnig.
  2. Dat is waanzinnig! Jouw moeder spreekt zes talen?