Vertaling van doch

Inhoud:

Duits
Nederlands
doch, nicht wahr {spreekw.}
is het niet
nietwaar
of niet
aber, doch, dennoch, jedoch {vw.}
echter 
maar 
niettemin 
toch 
also, daher, denn, doch, folglich, jedoch, somit, wohl {bw.}
dus
ergo
ook weer
toch 
toch wel
zodoende
ja, doch {bw.}
ja 
jawel


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Weiß ich doch schon!

Vertel me erover!

Geh doch zum Arzt!

Ga onmiddellijk naar de dokter!

Mach es doch!

Doe het gewoon.

Seien wir doch ehrlich.

Laat ons eerlijk zijn.

Denk doch mal nach!

Denk even na.

Tom kann doch nichts dafür.

Tom kan er niets aan doen.

Du kannst doch tanzen, oder?

Je kan dansen, nietwaar?

Wir gehen in's Kino, komm doch mit!

We gaan naar de film. Kom gezellig mee.

Sie bat um Hilfe, doch niemand kam.

Ze vroeg om hulp, maar er kwam niemand.

Bitte mach mir doch eine Tasse Kaffee.

Maak mij alstublieft een kop koffie.

Lassen wir sie doch in Ruhe.

Laten we haar alleen laten.

Wie seltsam ist doch das Leben!

Wat is het leven raar!

Wie fließend dieser Ausländer doch Japanisch spricht!

Hoe vloeiend die buitenlander Japans spreekt!

Mein Rechner muss doch zu etwas nütze sein.

Mijn computer moet ergens goed voor zijn.

Es schneite, doch es war draußen nicht allzu kalt.

Het sneeuwde, maar het was niet erg koud buiten.


Gerelateerd aan doch

nicht wahr - aber - dennoch - jedoch - also - daher - denn - folglich - somit - wohl - ja