Vertaling van geordnet

Inhoud:

Duits
Nederlands
geordnet, Ordnungs- {bn.}
ordelijk
regulier
disziplinarisch, disziplinär, disziplingemäß, diszipliniert, geordnet {bn.}
disciplinair
disziplingemäß, diszipliniert, geordnet {bn.}
gedisciplineerd
gruppieren, ordnen, anordnen, einteilen, in Gruppen einteilen, in eine Gruppe stellen {ww.}
groeperen

ich habe geordnet
du hast geordnet
er/sie/es hat geordnet

ik heb gegroepeerd
jij hebt gegroepeerd
hij/zij/het heeft gegroepeerd
» meer vervoegingen van groeperen

arrangieren, einrichten, ordnen, anordnen, veranstalten, in Ordnung bringen, zurechtmachen, herrichten, organisieren, vorbereiten, machen, bearbeiten, ausrichten, abwickeln, erledigen, übereinkommen {ww.}
regelen 
arrangeren
ordenen
aanrichten 

ich habe geordnet
du hast geordnet
er/sie/es hat geordnet

ik heb geregeld
jij hebt geregeld
hij/zij/het heeft geregeld
» meer vervoegingen van regelen

machen, tun, stellen, bereiten, ausführen, verrichten, erledigen, abstatten, begehen, schließen, anfertigen, herstellen, erzeugen, hervorbringen, erschaffen, unterbreiten, halten, geben, schneiden, brauen, zurechtmachen, ordnen, zubereiten, bewirken, verursachen, hervorrufen, veranlassen, erregen, anrichten, ernennen, abhalten {ww.}
doen 
maken 
uitvoeren 
uitrichten
uitbrengen
bedrijven 
aanmaken 

ich habe geordnet
du hast geordnet
er/sie/es hat geordnet

ik heb gedaan
jij hebt gedaan
hij/zij/het heeft gedaan
» meer vervoegingen van doen

Was muss ich tun?
Wat moet ik doen?
Was willst du tun?
Wat wil je doen?