Vertaling van vermögen

Inhoud:

Duits
Nederlands
dürfen, können, vermögen {ww.}
kunnen

wir vermögen
sie vermögen

wij kunnen
zij kunnen
» meer vervoegingen van kunnen

Wann können wir essen?
Wanneer kunnen we eten?
Können wir reden?
Kunnen we praten?
Befähigung [v] (die ~), Kapazität [v] (die ~), Vermögen [o] (das ~) {zn.}
vermogen
bekwaamheid  [v]
Habe [v] (die ~), Vermögen [o] (das ~), Besitz [m] (der ~) {zn.}
bezit  [o]
Portugal hat den persönlichen Besitz von Drogen entkriminalisiert.
Portugal heeft gedecriminaliseerd het persoonlijk bezit van drugs.
Fähigkeit [v] (die ~), Gewalt [v] (die ~), Können [o] (das ~), Kraft [v] (die ~), Macht [v] (die ~), Vermögen [o] (das ~) {zn.}
macht
vermogen
Macht und Geld gehen Hand in Hand.
Macht en geld zijn onafscheidelijk.
Der König hat seine Macht missbraucht.
De koning maakte misbruik van zijn macht.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Dieser Diamant kostet ein Vermögen.

Deze diamant kost een fortuin.

John erbte ein großes Vermögen.

John erfde een groot fortuin.


Gerelateerd aan vermögen

dürfen - können - Befähigung - Kapazität - Vermögen - Habe - Besitz - Fähigkeit - Gewalt - Können - Kraft - Macht