Vertaling van wake

Inhoud:

Engels
Nederlands
to wake, to wake up, to awake, to waken, to awaken {ww.}
ontwaken
wakker worden

I wake
you wake
we wake

ik ontwaak
jij ontwaakt
wij ontwaken
» meer vervoegingen van ontwaken

wake {zn.}
kielzog
zog
kielwater
to wake {ww.}
waken

I wake
you wake
we wake

ik waak
jij waakt
wij waken
» meer vervoegingen van waken

to arouse, to awaken, to wake, to wake up, to awake, to waken {ww.}
wakker maken
opwekken
wekken

I wake
you wake
we wake

ik wek op
jij wekt op
wij wekken op
» meer vervoegingen van opwekken

Go and wake up Mary.
Ga Mary wakker maken.
to arouse, to awaken, to rouse, to wake, to wake up, to waken {ww.}
wekken
oproepen

I wake
you wake
we wake

ik wek
jij wekt
wij wekken
» meer vervoegingen van wekken

to arouse, to awake, to awaken, to come alive, to wake, to wake up, to waken {ww.}
ontsluimeren
ontwaken

I wake
you wake
we wake

ik ontsluimer
jij ontsluimert
wij ontsluimeren
» meer vervoegingen van ontsluimeren

to fire up, to heat, to ignite, to inflame, to stir up, to wake {ww.}
overkoken
opvliegen
opstuiven

I wake
you wake
we wake

ik kook over
jij kookt over
wij koken over
» meer vervoegingen van overkoken

to fire up, to heat, to ignite, to inflame, to stir up, to wake {ww.}
warmlopen

I wake
you wake
we wake

ik loop warm
jij loopt warm
wij lopen warm
» meer vervoegingen van warmlopen

to fire up, to heat, to ignite, to inflame, to stir up, to wake {ww.}
doorgloeien

I wake
you wake
we wake

ik gloei door
jij gloeit door
wij gloeien door
» meer vervoegingen van doorgloeien

to arouse, to awaken, to rouse, to wake, to wake up, to waken {ww.}
ontwaken

I wake
you wake
we wake

ik ontwaak
jij ontwaakt
wij ontwaken
» meer vervoegingen van ontwaken

to fire up, to heat, to ignite, to inflame, to stir up, to wake {ww.}
losmaken

I wake
you wake
we wake

ik maak los
jij maakt los
wij maken los
» meer vervoegingen van losmaken

viewing, wake {zn.}
vigilie
nachtwake
backwash, wake {zn.}
boeggolf [m] (de ~)
aftermath, backwash, wake {zn.}
staart
nawee
naweeën [m] (de ~)
nasleep [m] (de ~)
viewing, wake {zn.}
dodenwake
viewing, wake {zn.}
luchtverplaatsing


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Go and wake up Mary.

Ga Mary wakker maken.

Wake me up at seven.

Wek me om zeven uur.

Old people wake up early.

Oude mensen worden vroeg wakker.

Wake me up at seven o'clock.

Maak me wakker om zeven uur.

They always wake up early, even on Sundays.

Ze zijn altijd vroeg wakker, zelfs op zondag.

In the morning I always wake up around seven o'clock.

's Morgens word ik altijd rond zeven uur wakker.

Yesterday the alarm clock didn't go off and Kurt didn't wake up.

Gisteren is de wekker niet afgelopen en Kurt is niet wakker geworden.


Gerelateerd aan wake

wake up - awake - waken - awaken - arouse - rouse - come alive - fire up - heat - ignite - inflame - stir up - viewing - backwash - aftermathalter - change - rampage - like - animate - arouse - vigil - moving ridge - consequence - motion