Vertaling van Pará

Inhoud:

Spaans
Nederlands
par [m] (el ~) {zn.}
paar 
tweetal
stel
koppel
duo  [o]
Compré un par de botas.
Ik kocht een paar laarzen.
¿Puedo hacer un par de preguntas?
Mag ik een paar vragen stellen?
par [m] (el ~), pareja [v] (la ~) {zn.}
paar 
koppel
tweetal
stel
span
stelletje [o]
duo  [o]
La pareja decidió adoptar a un huérfano.
Het paar besloot een wees te adopteren.
Tom se está tomando un par de días libres.
Tom neemt een paar dagen vrij.
par {bn.}
een paar vormend
even
parir, dar a luz {ww.}
bevallen 
parar, detenerse {ww.}
stoppen 
stilstaan
stilhouden
halt houden
blijven staan
afslaan

él/ella para

hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen

No podía parar de reír.
Ik kon niet stoppen met lachen.
parir {ww.}
kalven
dar a luz, parir, engendrar {ww.}
voortbrengen
teweegbrengen
bevallen 
het leven schenken
baren 
parar {ww.}
stopzetten
buiten werking stellen
stilzetten
afzetten 

él/ella para

hij/zij/het zet stop
» meer vervoegingen van stopzetten

parar {ww.}
stoppen 
stuiten
stilzetten
stilleggen
keren
aanhouden 

él/ella para

hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen



Gerelateerd aan Pará

par - pareja - parir - dar a luz - parar - detenerse - engendrar