Vertaling van ça

Inhoud:

Frans
Nederlands
près de, à {vz.}
aan 
bij 
dichtbij 
naast 
nabij
par, à raison de, à {vz.}
à
bij 
elk
ieder
telkens
en, vers, à, envers, pour {vz.}
aan 
bij 
naar 
tegen 
tot 
voor 
op 
au milie de, dans, en, parmi, à {vz.}
in 
binnen 
per
te 
op 
avec, à {vz.}
met 
samen met 
afin de, pour, à {vz.}
voor 
ten behoeve van
sur, à, contre {vz.}
aan 
op 


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Ça suffit.

Dat volstaat.

Ça diminue.

Het wordt minder.

Enregistre ça.

Begrepen.

Ça coûte combien ?

Hoeveel kost het?

Ça s'est rafraîchi.

Het is afgekoeld.

Ça serait injuste.

Dat zou oneerlijk zijn.

C'est quoi, ça ?

Wat is dit?

Ça ne marchera pas.

Het zal niet werken.

Ça fera l'affaire.

Zo is het genoeg.

Ça arrive parfois.

Dat gebeurt soms.

Avez-vous entendu ça ?

Heeft u dat gehoord?

Ça me revient.

Ik herinner het me nu.

Ça n'a plus d'importance.

Het maakt niet meer uit.

Ça dépend du contexte.

Dat hangt af van de context.

Euh... Comment ça fonctionne ?

Uh... Hoe werkt dat?


Gerelateerd aan ça

synoniemen

près de - à - par - à raison de - en - vers - envers - pour - au milie de - dans - parmi - avec - afin de - sur - contre