Vertaling van knap
Inhoud:
Nederlands
Deens
fraai, mooi, knap, net, schoon {bn.}
skøn
smuk
smuk
geleerd, knap, ontwikkeld {bn.}
klog
bevattelijk, intelligent, knap, snugger {bn.}
intelligent
breken, afbreken, knappen, uitraken, stukgaan {ww.}
brække