Vertaling van stuk

Inhoud:

Nederlands
Duits
baksteen [o], bouwsteen [m], klinker [m], steen [o], tichel [m], stuk [o] {zn.}
Ziegel [m] (der ~)
Ziegelstein [m] (der ~)
Backstein [m] (der ~)
defect, kapot, stuk {bn.}
defekt
beschädigt
schadhaft
kaputt
mangelhaft
fehlerhaft
entzwei
akte [v], bescheid [o], document [o], papier [o], schriftuur [v], stuk {zn.}
Papier [o] (das ~)
Unterlage [v] (die ~)
Urkunde [v] (die ~)
Beweisstück [o] (das ~)
Dokument [o] (das ~)
Ik wil een stuk papier.
Ich will Papier.
Hebt ge papier?
Hast du Papier?
artikel [o], bijdrage [v], opstel, stuk {zn.}
Artikel [m] (der ~)
Aufsatz [m] (der ~)
Abschnitt [m] (der ~)
Abhandlung [v] (die ~)
Beitrag [m] (der ~)
In dit opstel vergelijk ik de volksverhalen van Duitsland en Nederland.
In diesem Aufsatz vergleiche ich deutsche und niederländische Volkssagen.
Heb je dit artikel gelezen?
Habt ihr diesen Artikel gelesen?
brok [o], fragment [o], stuk {zn.}
Stück [o] (das ~)
Fetzen [m] (der ~)
Splitter
Scherbe [v] (die ~)
Fragment [o] (das ~)
Bruchstück [o] (das ~)
Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?
Gib mir bitte ein Stück Brot.
De hond had een stuk vlees in zijn bek.
Der Hund hatte ein Stück Fleisch in seinem Maul.
defect, gehavend, kaduuk, kapot, stuk {bn.}
beschädigt
schone vrouw [v], schoonheid [v], schone, stuk {zn.}
Schönheit [v] (die ~)
Schöne [v] (die ~)
schöne Frau
Haar schoonheid zal mettertijd vervagen.
Ihre Schönheit wird mit der Zeit vergehen.
Dat meisje is arrogant vanwege haar schoonheid.
Dieses Mädchen ist wegen ihrer Schönheit arrogant.
deel, gedeelte, onderdeel, stuk, part {zn.}
Teil [o] (das ~)
Stück [o] (das ~)
Anteil [m] (der ~)
Partie [v] (die ~)
Hij nam niet deel aan de discussie.
Er nahm nicht an der Diskussion teil.
Eindelijk heeft de lente dit deel van Japan bereikt.
Endlich hat der Frühling diesen Teil Japans erreicht.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik wil een stuk papier.

Ich will Papier.

Hij eet aan één stuk door.

Er isst ohne aufzuhören.

Het regende uren aan één stuk door.

Es hat stundenlang geregnet.

Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?

Gib mir bitte ein Stück Brot.

Ze parkeerde haar auto op een onbebouwd stuk grond.

Sie parkte ihr Auto auf einem unbebauten Grundstück.

De hond had een stuk vlees in zijn bek.

Der Hund hatte ein Stück Fleisch in seinem Maul.

De organisatie organiseert ieder jaar een stuk of wat ontmoetingen van vrijwilligers die de deuren langs gaan om Friese boeken te verkopen.

Jedes Jahr organisiert die Organisation eine Anzahl von Treffen für Freiwillige, die von Tür zu Tür gehen, um friesische Bücher zu verkaufen.


Gerelateerd aan stuk

synoniemen

baksteen - bouwsteen - klinker - steen - tichel - defect - kapot - akte - bescheid - document - papier - schriftuur - artikel - bijdrage - opstel