Vertaling van zwiepen
Inhoud:
Nederlands
Engels
slingeren, zwaaien, zwiepen, zwieren, zwindelen, zwirrelen {ww.}
zij zwiepen
they wag
» meer vervoegingen van to wag
zwiepen {ww.}
to lash
to whip
to whip
zij zwiepen
they lash
» meer vervoegingen van to lash
zwiepen {ww.}
to spring
to bound
to reverberate
to rebound
to bounce
to recoil
to ricochet
to resile
to take a hop
to bound
to reverberate
to rebound
to bounce
to recoil
to ricochet
to resile
to take a hop
zij zwiepen
they spring
» meer vervoegingen van to spring
bliksemen, donderen, jenzen, keilen, kieperen, kogelen, kukelen, mikken, plompen, zwiepen, gooien, lazeren, kegelen, knikkeren, kwakken, werpen, flikkeren {ww.}
to throw
zij zwiepen
they throw
» meer vervoegingen van to throw