Vertaling van aanblik

Inhoud:

Nederlands
Spaans
aanblik [m], aanzien [o], air [o], verschijning [v], schijn, uiterlijk, voorkomen, vóórkomen {zn.}
apariencia [v] (la ~)
aspecto [m] (el ~)
Mary is geobsedeerd door haar uiterlijk.
Mary está obsesionada con su apariencia.
aanblik [m], aanschijn [o], buitenkant [m], uiterlijk {zn.}
vista [v] (la ~)
aspecto [m] (el ~)
blik [m], aanblik [m], kijk {zn.}
mirada [v] (la ~)
Hij had een hongerige blik.
Él tenía una mirada hambrienta.
Een voldane blik verscheen op zijn gezicht.
Una mirada contenta apareció en su rostro.


Gerelateerd aan aanblik

aanzien - air - verschijning - schijn - uiterlijk - voorkomen - vóórkomen - aanschijn - buitenkant - blik - kijk